Loading Events
  • This event has passed.

In Paradise City focust Sébastien Cuvelier op het mythische land Iran. In de jaren 1970 ging de oom van Sébastien Cuvelier op verkenning in de streek en hij hield een dagboek bij van zijn omzwervingen. Geïnspireerd door die tekst is de kunstenaar verschillende keren naar het land teruggekeerd om er zich een eigen beeld van te vormen. Aan de hand van dit project, dat een combinatie is van archieven en persoonlijke visie, brengt hij een dialoog tot stand tussen het Iran voor de val van de sjah en het land vandaag, op zoek naar een ongrijpbare en droomachtige versie van het paradijs.

In 1971 organiseerde de sjah van Iran, Mohammed Reza Pahlavi, extravagante festiviteiten in het hart van de ruïnes van Persepolis, om de 2.500ste verjaardag van het grote Perzische rijk te vieren.
Mijn oom was toen een 22-jarige student burgerlijk ingenieur met een uitgesproken voorliefde voor cultuur en reizen. Met het oog op de vieringen in Iran kocht hij samen met twee vrienden een Volkswagen-busje en met hun drieën legden ze de 6.000 kilometer af tussen Namen (België) en Persepolis.
Mijn moeder was heel trots op haar kleine broertje. Toen mijn oom overleed, gaf ze me haar exemplaar van het reisdagboek dat hij tijdens zijn avonturen had geschreven, een verhaal waar ook een koffertje met negatieven bij hoorde. Mama tikte vervolgens de tekst van het dagboek uit en verspreidde die dan onder familie en vrienden. Op het eerste blad van het manuscript had ze haar meisjesnaam geschre- ven, zoals scholieren dat doen.

In 1979, acht jaar na de reis van mijn oom, zette een revolutie de sjah af en ver- anderde Iran snel in een fantasme van een islamitisch paradijs. Alles veranderde voorgoed. De Iraanse jeugd die na de revolutie is geboren (bijna de helft van de bevolking) heeft maar weinig kansen gehad om de wereld buiten haar afgesloten land te ontdekken, en leeft onder een autoritair religieus juk dat, vaak tevergeefs, probeert om de toegang tot sociale netwerken en buitenlandse televisiezenders te controleren.
Het laatste hoofdstuk van het dagboek van mijn oom heeft als titel ‘Iran, het verlo- ren paradijs’ en lijkt de huidige toestand in Iran te beschrijven: een oude grote be- schaving, die verstrikt zit in regionale en wereldwijde conflicten, en verlamd wordt door economische sancties. De jonge en supergeconnecteerde bevolking probeert te vluchten, op zoek naar een paradijs, zonder echt te weten waar ze dat moet gaan zoeken.

En toch is het concept van een paradijs intrinsiek Iraans. Het woord ‘paradijs’ komt van het oude Perzische paridaida, letterlijk ‘omheinde tuin’. Toen de Grieken in de vijfde eeuw voor onze jaartelling Perzië binnenvielen, waren ze zo gefascineerd door de Perzische koninklijke tuinen dat ze zich het woord toe-eigenden, dat in het Grieks paradeisos werd. Jaren later gebruikten de abrahamitische godsdiensten hetzelfde woord om naar het paradijs te verwijzen, voorgesteld in de vorm van een tuin (zoals de tuin van Eden in het christendom). Bij uitbreiding stellen ook de Perzi- sche tapijten met hun bladmotieven het paradijs voor.

Is er dus iets natuurlijkers dan dit woord te horen weerklinken in alle hoeken van dit land met een geschiedenis vol nostalgie, een diep romantische bevolking en alom- tegenwoordige bloemen? ‘Paradijs’ is in Iran een synoniem geworden van winkel- centra, vakantiebestemmingen of zelfs volledige steden, zoals Pardis Town, een sur- realistische stad die op een steenworp van Teheran wordt gebouwd, net een hoop beton in een Marslandschap.

Als reactie daarop heeft de hedendaagse Iraanse jeugd haar eigen idee over een paradijs. Voor sommigen is het een dorpje in het noorden van Iran, waar je kunt ont- snappen aan de beruchte smog van Teheran. Voor anderen is het een afgesloten strand op een klein eiland in de Perzische Golf, ver weg van de politieke en religieuze beperkingen. En voor nog anderen is het ergens in Europa of Noord-Amerika, ver weg van Iran, waar een ander leven mogelijk is.
Maar voor de meeste mensen die ik ontmoette is het paradijs in Perzië verankerd. Het bestaan ervan is gelinkt aan hoop, aan het zoeken naar verandering, het verlangen naar een nieuwe start. Die gevoelens gaan altijd gepaard met een vleugje nostalgie dat aanwezig is in de familieverhalen, de fotoalbums of de vage herinnering aan ver- re neven die emigreerden om hun eigen Paradise City te vinden. Sébastien Cuvelier
*Fragment uit Marcel Proust, De tijd hervonden, 1927.

Het doel van Sébastien Cuvelier (België, 1975) is onderzoek doen naar het begrip elders als ideaal. In zijn werk interesseert hij zich voor hoe mensen hun dromen, fantasieën of hoop construeren en beleven, en hierdoor de grens tussen realiteit en utopie vager maken.
Paradise City sluit aan bij zijn vorige projecten zoals Gypsy Queens (2013), een duik in het hartje van de extravagante huizen van rijke Rom-vrouwen in Roemenië, en Eunma Town (2015), een metafoor voor de Koreaanse droom via een zowel iconische als anachronistische grote reeks over Seoel. Zijn vierde boek, Paradise City, de utopische zoektocht naar een verloren paradijs in Iran, werd ge- publiceerd bij de Britse uitgever GOST Books. Sébastien is lid van de platformen voor opkomende kunstenaars .tiff en Futures, een initiatief van het FOMU in Antwerpen. Zijn werk werd overal in Europa tentoongesteld, onder andere op de Ren- contres d’Arles, de Journées Photographiques van Bienne en Imago Lisboa. Voor het maken van Paradise City kreeg hij een beurs voor creatie en verspreiding van het Centre national de l’audiovisuel (Dudelange).

Share This Story, Choose Your Platform!